In de periode dat Pro Vercelli haar laatste twee landstitels won en legendarische wedstrijden speelde tegen bijvoorbeeld het ongenaakbaar geachte Liverpool, speelden drie jongetjes samen in het jeugdteam "Veloces" uit Vercelli. De drie heetten Silvio Piola, Pietro Ferraris (II) en Teobaldo Depetrini en zouden uitgroeien tot vrienden voor het leven. “Ik begon met spelen toen ik klein was en op mijn twaalfde was ik iemand. Ik werkte in de rijstbouw, net als mijn grootvader. Vercelli leeft van de rijst. Van 1931 tot en met 1933 speelde ik voor Pro Vercelli,” aldus Depetrini. Net als Silvio Piola debuteerden Ferraris en hij op jonge leeftijd voor De Withemden.
Linksbuiten Ferraris was net zeventien toen hij in het eerste elftal debuteerde, en speelde tussen 1929 en 1932 86 wedstrijden (19 goals) voor De Witte Leeuwen. Verdedigende middenvelder Depetrini debuteerde in 1931 op zijn achttiende in het magische witte shirt en vertrok na 66 wedstrijden (1 goal) in 1933 naar Juventus waar hij tot 1949 zou spelen. Depetrini groeide bij Juventus uit tot de hoeksteen van het elftal en speelde in totaal maar liefst 388 wedstrijden namens De Oude Dame. Hij won twee keer de scudetto en twee keer de beker en viel op vanwege zijn gedrongen gestalte, buitengewone vitaliteit en wilskracht. Depetrini en Ferraris werden als typische exponenten van de beroemde Vercelli-school gezien. Het hogeschool voetbal van het legendarische team van Milano, Ara en Leone zat de spelers in het bloed, alsmede de temperamentvolle speelstijl, die verder werd gekenmerkt door snelheid en hoog tempo, vol inspiratie en initiatief, gebaseerd op uithoudingsvermogen en kracht van de atleten. In een tijdperk waarin de meeste teams parasiteerden op individuele kwaliteiten van spelers, liet Pro Vercelli zien op basis van teamkwaliteiten te kunnen winnen en tegelijkertijd het publiek te kunnen vermaken.
In 1982 schreef Alberto Fasano dat Depetrini zonder enige twijfel tot de Vercelli-school behoorde. Hij durfde het aan Depetrini te vergelijken met één van de mythische wondermiddenvelders van weleer: Pietro Leone (foto links). Ze speelden beiden als halfspelers in het klassieke piramidesysteem. Leone was volgens Fasano een grove man, trouw maar onbeleefd. De finesse en het precisiewerk van Ara interesseerden hem niet; voor hem stond de wedstrijd in het teken van strijd, inspanning en offers brengen. “Ze noemen ons Leeuwen, omdat we nergens bang voor zijn”, zei Leone eens. Hij ging als een schermer recht op zijn tegenstander af. Wanneer hij werd gepasseerd, sprong hij weer overeind, resoluut, doelgericht en niet van plan zich gewonnen te geven. Die kwaliteiten kenmerkten Depetrini ook volgens zijn medespeler en vriend bij Juve, Ugo Locatelli: “Heb je Depetrini ooit naar de grond zien gaan? Bijna nooit! Een speler die valt, doet niet meer aan het spel mee. Bij Depetrini was dit nooit het geval. Hij stond eigenlijk altijd rechtovereind, klaar om zijn teamgenoten te helpen met zijn heldere spelinzicht en zijn vermogen intuïtief te reageren op de tegenstander, en was vrijwel onverslaanbaar door zijn kracht en onverschrokkenheid als verdedigende middenvelder.”
Bij Juventus en Pro Vercelli werd Depetrini geroemd vanwege zijn technische kwaliteiten, zijn stalen hardheid, zijn atletische kracht, en zijn vermogen die kwaliteiten optimaal te benutten afhankelijk van waar de wedstrijd om vroeg. Hij beschikte in die vooroorlogse voetbaljaren reeds over het talent om de wedstrijd te lezen en werkte altijd hard en in dienst van het team. Toen de trainers van Juventus hem bij Pro Vercelli zagen spelen waren ze meteen onder de indruk geweest. In de vier wedstrijden die hij tegen Juventus speelde in de seizoenen 1931/1932 en 1932/1933 had hij de ondankbare taak om de klassespeler Raimundo Orsi van Juve te dekken. Hoewel Pro Vercelli alle vier wedstrijden verloor, kwam Orsi die wedstrijden geen enkele maal tegen Depetrini tot scoren (behoudens een benutte penalty). In Turijn werd daarop het besluit om Depetrini aan te trekken unaniem genomen. Niemand in Turijn die daar ooit spijt van heeft gehad.
Ferraris stapte na zijn jaren bij Pro Vercelli over naar Napoli en speelde van 1936 tot 1941 bij Ambrosiana-Inter met welke club hij twee keer de scudetto won en één keer de beker. Pietro Ferraris maakte vervolgens deel uit van Il Grande Torino dat tussen 1942 en 1948 vier keer kampioen van Italië werd, de Italiaanse beker won en een legendarische status in de Italiaanse voetbalgeschiedenis verwierf vergelijkbaar met die van De Witte Leeuwen. In 1948 verkaste hij naar Novara (waar hij weer samen ging spelen met Silvio Piola) en ontliep zo de verschrikkelijke vliegramp bij Superga waar vrijwel het gehele legendarische kampioensteam van Torino bij omkwam. Na die vliegramp stapte Depetrini in 1949 op 36-jarige leeftijd van Juventus over naar Torino waar hij nog twee seizoenen speelde en zich onderscheidde vanwege zijn professionaliteit alvorens zijn carrière af te sluiten. Ferraris beëindigde zijn carrière in 1950 bij Novara, waar Piola overigens pas in 1954 zou stoppen met voetballen.
De drie voetbalvrienden konden terugblikken op lange profcarrières en staan alle drie in de top 100 van spelers die de meeste wedstrijden in de Serie A speelden. Piola staat op de zevende plaats met 537 duels, Ferraris op de 21e plek (469 duels) en Depetrini op plaats 54 (400 duels). Ferraris kwam 14 keer uit voor zijn land en scoorde drie interlandgoals. Met Piola maakte hij deel uit van de selectie die in 1938 het WK won. Ferraris was dat WK verantwoordelijk voor de eerste treffer van Italië, in de tweede minuut in het duel tegen Noorwegen (eindstand 2-1; tweede Italiaanse goal van Piola in de 94e minuut.) De finale speelde Ferraris niet. Het WK ging aan de neus van Depetrini voorbij, die tussen 1936 en 1946 nog wel 12 interlands voor La Squadra Azzurra uitkwam. In het seizoen 1961-1962 keerde Depetrini nog even terug als trainer in Vercelli. Helaas was die terugkeer niet succesvol: Pro Vercelli degradeerde dat seizoen naar de Serie D.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten