Onderweg naar Albano bespreken we de politieke situatie in Italië, die volgens Luca nog steeds fragiel is. In Vercelli valt het volgens hem nog wel mee met de gevolgen van de crisis, ook omdat veel inwoners werkzaam zijn bij de overheid en in de rijstindustrie. Mensen moeten immers altijd eten. In stadjes zoals het nabij gelegen Biella heeft de crisis volgens hem echter wel flink huisgehouden. Vooral de textielindustrie daar heeft het zwaar te verduren. Evenwel heeft hij onlangs met vrienden in Biella een bakkerij met eetgelegenheid geopend. De zaken gaan betrekkelijk goed. Mensen moeten immers altijd eten. We rijden ondertussen langs de rijstvelden die in deze tijd van het jaar droog liggen. Over een maand staan ze weer onder water, en in juni volgen de gevreesde muskieten.
We rijden Albano binnen en passeren het gemeentehuis. Op het plein voor het gemeentehuis is het lokale carnavalsfeest gaande. Mensen zitten aan lange tafels te genieten van het goede leven. Na de grote carnavalsviering in Vercelli van vorige week, heeft het feest zich nu naar de omliggende dorpen verplaatst. De Vercellese Prins Carnaval Andrea Cherchi is uiteraard present. The man with the pirate hat, zoals de Britse Pro Vercelli-fan Chris King hem pleegt te noemen, valt meteen op in het gezelschap. We parkeren de auto voor de plaatselijke kerk en gaan op zoek naar de school waar Milano III werd doodgeschoten. Luca stelt voor eerst terug naar het gemeentehuis te lopen en daar iemand te vragen of er nog iets over deze trieste gebeurtenis is terug te vinden.
Op het plein voor het gemeentehuis staat een groot bronzen beeld van een strijder uit de Eerste Wereldoorlog. Rondom de sokkel zijn verschillende marmeren stenen geplaatst. Zou één ervan misschien de herinneringssteen zijn die centraal stond in het Milano-drama? De inscriptie is echter van 1923, twee jaar na het voorval. De herinneringssteen die de aanleiding vormde voor het drama, waarop de gevallen soldaten in de Eerste Wereldoorlog tot ongenoegen van fascistische milities werden geëerd als helden van de proletarische revolutie, is dus verwijderd. We besluiten iemand te vragen of die meer weet. Voor de ingang van het gemeentehuis treffen we een paar mannen en het is meteen raak. We blijken exact op de plek te staan waar Aldo Milano omkwam. Vroeger bevond de school zich namelijk ook in dit gebouw. “Kijk, vanaf het balkon boven jullie hoofd werd hij neergeschoten”, vertelt één van de mannen, om vervolgens te wijzen naar de stoep waar wij staan. John Foot schrijft in zijn boek Calcio; a history of Italian football dat de dode Milano III daar mogelijk de hele nacht heeft gelegen. Het is een vreemde gewaarwording.
Wat volgt is een interessante geschiedenisles over het voorval. Vorig jaar is volgens de mannen namelijk nieuw onderzoek gedaan naar de gang van zaken op basis van de plaatselijke gemeentearchieven. Eén van de mannen verhaalt over de jaren Twintig toen Mussolini en zijn fascisten opkwamen. Om hun kracht te tonen werden rally's georganiseerd in de steden en de dorpen. De toenmalige burgemeester van Albano verbood de fascisten echter de toegang tot zijn dorp, en de gemeentesecretaris gaf veldwachters de opdracht om het vuur te openen zodra een fascistische militie zich in het dorp zou vertonen. Toen Aldo Milano en zijn vrienden op het schoolplein verschenen, openden de veldwachters meteen het vuur en dat werd Milano fataal. Overigens nam de burgemeester, een socialist, volgens de man de verantwoordelijkheid op zich, ook omdat de gemeentesecretaris kleine kinderen had en een gezin om voor te zorgen. De burgemeester zat hiervoor uiteindelijk meer dan twintig jaar in de gevangenis. Na de Tweede Wereldoorlog keerde hij terug in zijn ambt en werd hij ontvangen als een lokale held.
Hoe objectief zijn die gemeentearchieven dan? Ik vraag het mij af. Of Milano III nu een fascist was of niet blijft voor mij dan ook een raadsel. Feit is volgens de man wel dat de fascisten later een bronzen buste in het gemeentehuis plaatsten om hun ‘martelaar’ te eren. Luca vraagt aan de man of het beeld er nog is. Hij zegt van ja, maar we kunnen het niet zien. Na de Tweede Wereldoorlog is het beeld verwijderd en diep opgeborgen in de kelders van het gemeentehuis. (De teruggekeerde burgemeester zal daar ongetwijfeld mee te maken hebben gehad.) De eerder genoemde bron uit 2002 stelt echter dat Aldo Milano absoluut niet heulde met de fascisten, hij zou zelfs hebben behoord tot een vrijmetselaarsloge in Vercelli waardoor politieke betrokkenheid voor hem uit den boze was. Aldo Milano zou enkel en alleen naar Albano zijn gegaan om zijn in de Eerste Wereldoorlog omgekomen broer Felice – voor de oorlog zeer succesvol als Pro Vercelli-speler – te eren en vervolgens in deze ongelukkige situatie zijn omgekomen. Volgens die bron zouden ook de vrienden van Milano III niet als militante fascist bekend hebben gestaan. Als de gemeentearchieven kloppen dan heeft hij in ieder geval geen schijn van kans gehad, zoveel is zeker.
Volgens een andere bron was Aldo Milano: “Een goede jongen, genereus, loyaal, een tikje verlegen, maar zeer enthousiast voor competitiesport”. Dat lijkt mij uiteindelijk het beste beeld om hem te herinneren. De zesde Scudetto van Pro Vercelli in 1921 werd niet voor niets aan hem opgedragen.
Het carnavalsfeest is ondertussen voorbij en de mannen moeten helpen opruimen. We danken hen voor hun tijd en moeite en maken nog enkele foto's van de plek. Luca is blij met de ontmoeting en de verhalen, want de voorzitter van een supportersvereniging hoort dit natuurlijk te weten. We lopen nog wat door het dorp en stuiten op een traditionele boerderij die Luca ons wil laten zien. Ook daar is het verrassend levendig op de binnenplaats. Er blijkt een jaarlijks culinair evenement plaats te vinden en we worden hartelijk verwelkomd door een groep zestigplussers. We ontkomen er niet aan om een kijkje in de keuken te nemen, waar een groep dames traditionele gerechten aan het bereiden is. Agnolotti, bonen, rundgebraad, paprika's uit de oven en alles met verse kruiden. Uiteraard blijken de oudjes Pro-fans te zijn en ontkomen we er ook niet aan met hen op de foto te gaan. Forsa Pro!
Op de terugweg spreken we met Luca over het huidige Pro. Hij betwijfelt of de tactiek van Pro Vercelli tot resultaten zal leiden na de teleurstellende prestaties van de afgelopen maanden. Volgens hem hadden de tegenstanders de tactiek van Pro – alle ballen op eenzame spits Marchi – na vijftien speelronden wel door en wordt daar nu handig op ingespeeld. Pro moet volgens hem meer gevarieerd spelen en niet meer enkel op de doelpunten van Marchi gokken. Hij kan zich wel vinden in mijn pleidooi om de creatieve Erpen weer op te stellen. We zijn het eens dat de wedstrijd van morgen cruciaal is om mee te blijven doen in de titelstrijd. “Pro zal morgen winnen”, zeg ik met overtuiging.
We blikken ook nog even terug op het vorige seizoen in de Serie B. “Een ramp”, volgens Luca. Met lood in de schoenen was hij naar de wedstrijden gegaan, keer op keer leidend tot teleurstellingen. Dan werd weer gewonnen van Spezia en groeide terstond de hoop, om een week later weer aan gruzelementen te worden geslagen na een zoveelste nederlaag. Nee, op de degradatie viel volgens hem niets af te dingen. Het was bar en bar slecht. “We hebben niet voor niets de doelman tot speler van het jaar gekozen”, merkt hij zijdelings op. “Als je een doelman die meer dan zestig tegentreffers incasseert tot speler van het jaar kiest, zegt dat alles over het seizoen en de ploeg. Het is hard werken om Pro-fan te zijn”, zegt Luca. “In die zin ben jij ook al een echte Pro Vercelli-tifoso”, zegt hij tegen mij. “In al die jaren dat je de club bezoekt, heb je Pro immers nog nooit zien winnen.”
“Dat is waar, maar dat zal morgen veranderen”, zeg ik hem.
Luca moet dat nog zien: “Nu is het vooral hopen op betere tijden. En hopen dat voorzitter Secondo aanblijft. Hij is de redder van de club, de man met de middelen. Hij heeft Pro Vercelli zo goed georganiseerd als nooit eerder in de historie het geval is geweest. De vraag is echter hoe lang Secondo door wil gaan. Het uitblijven van de publieke belangstelling is een groot zorgpunt. Dat is na het faillissement van een flink aantal jaren terug eigenlijk nooit meer goed gekomen. Een hele generatie supporters is verloren gegaan omdat de vaders het toen lieten afweten en hun kinderen niet meer meenamen naar het stadion. Zoals dat vroeger in mijn jeugd nog wel het geval was. Nu nemen veel vaders hun kinderen liever mee naar Turijn of Milaan voor Serie A-wedstrijden.”
Vlak voor we Vercelli weer binnenrijden passeren we het hoofdkantoor van het miljoenenbedrijf van de voorzitter: Senior Service. Is dat toeval? We dromen nog even samen weg bij de gedachte aan wat als we allebei een miljoen hadden? “Dan gaan we de club samen leiden!” zeggen we in koor. Sweet dreams? Ach, de zoete dromen maken La Pro juist in essentie zo mooi. Terug in Vercelli wandelen Wim en ik nog even door de stad. We lopen plotseling langs een aantal grote marmeren herinneringsstenen met tientallen gebeitelde namen erop (foto boven). Eén van de stenen herinnert aan de gevallenen in de Eerste Wereldoorlog. Mijn oog valt meteen op de naam van Sergeant Felice Milano van de 38e infanterie. De tweede van de vier gebroeders Milano. Is dat toeval? Zou zijn jongere broer Aldo dan toch ter herinnering aan hem naar Albano zijn gegaan?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten